ASAS/EULAR richtlijnen 2006 voor behandeling: medicatie
Er bestaat een breed gamma aan geneesmiddelen die het ontstekingsproces (en daarmee de pijn) kunnen verlagen of stilleggen.
De inflammatie of ontsteking veroorzaakt pijn via verschillende scheikundige wegen.
Door de ontsteking te behandelen, zal er dus een pijnstillend effect zijn. In de volksmond worden ontstekingsremmers vaak “pijnstillers” genoemd, maar dat gaat voorbij aan hun primaire werking.
Ontstekingswering via de prostaglandinecascade.
De weg die de scheikundige stoffen doorlopen bij ontsteking wordt de cascade van de prostaglandines genoemd. Op die weg zetten enzymen de ene stof om in de andere.
Een diepere uitleg over de manier waarop ze werken vindt u hier.
Corticosteroïden (Prednison®, Prednisolon®, methylprednisolone Medrol®, ‘cortisone’ in de volksmond) hebben een sterke ontstekingsremmende werking, maar de nevenwerkingen (maagproblemen, botontkalking en vermindering van de spiermassa) zijn ook belangrijk, vooral bij langdurig gebruik. Hoewel het gebruik ervan langs algemene weg wordt verlaten bij AS, is lokaal gebruik onder vorm van inspuiting in een gewricht, soms aangewezen.
Niet-selectieve en COX2-specifieke NSAID’s vormen de basisbehandeling voor ontstekingsremming bij AS.
Veel van deze geneesmiddelen zijn ook in generische vorm beschikbaar.
Een proefbehandeling gedurende enkele weken met een NSAID geldt trouwens als diagnostisch hulpmiddel in de criteria van ASAS.
Er zijn drie voorwaarden voor een correct uitgevoerde proefbehandeling:
1. de arts moet een voldoende hoge, “reumatologische dosis” voorschrijven
2. de patiënt moet de medicatie ononderbroken innemen: therapietrouw
3. de arts en de patiënt samen: in overleg effect en bijwerkingen evalueren.
Het positief effect van deze medicijnen is snel voelbaar.
Vele patiënten hebben de misvatting dat het middel niet werkt, als na stoppen van de behandeling de klachten opnieuw terug optreden.
NSAID’s moeten langdurig worden ingenomen.
Ontstekingswering via de TNF-cascade.
Sinds ongeveer 15 jaar is er voor AS een ware medicamenteuze revolutie begonnen: de ontwikkeling van anti-TNF behandeling.
Anti-TNF is een zogenaamde biological. Dit wil zeggen dat via een biologisch proces antilichamen worden aangemaakt tegen TNF-α. Wanneer die bij de patiënt worden ingespoten binden zij aan TNF-α en leggen zo de werking ervan stil.
Een diepere uitleg over de manier waarop anti-TNF werkt vindt u hier.
Toediening van anti-TNF
Anti-TNF kan niet langs de mond worden ingenomen, maar wordt parenteraal toegediend, dat betekent: intraveneus IV (Remicade®), intramusculair IM of subcutaan SC (Enbrel®, Humira®, Simponi®). Elke vorm van anti-TNF heeft een eigen doseringsschema.

toediening anti-TNF : links intraveneus in (dag)ziekenhuis, rechts subcutaan door patiënt of thuisverpleegkundige (www.nursing.nl))
Wie komt in aanmerking voor behandeling met anti-TNF?
De indicatie wordt gesteld door de reumatoloog, aan de hand van strenge criteria. Alleen reumatologen zijn gemachtigd om deze medicatie voor te schrijven.
Terugbetaling van anti-TNF
Een behandeling met anti-TNF kost ruwweg 1200€ per maand (cijfers 2014).
De reumatoloog doet de aanvraag voor (verlenging van) terugbetaling. De goedkeuring voor (verlenging van) terugbetaling gebeurt via de adviserende geneesheer van het ziekenfonds. Het aandeel dat de patiënt zelf betaalt is ruim 10€ per maand.
Reumanet heeft een volledig dossier opgesteld over het gebruik van anti-TNF.
DMARD’s: disease modifying antirheumatic drugs
DMARD’s zijn niet werkzaam tegen axiale tekens van AS, en hebben alleen een plaats voor de behandeling van perifere manifestaties.
Voorbeelden van DMARD’s zijn sulfasalazine Salazopyrine® en methotrexaat MTX Ledertrexate® (deze laatste : te in combinatie met een foliumzuursupplement).
De werking is krachtig, maar vaak pas voelbaar na verschillende dagen tot weken inname. Bijwerkingen zijn belangrijk.
Pijnstilling
Als de voorgaande medicijnen onvoldoende pijnstillend effect hebben, kan ook pijnstillende medicatie “strictu sensu” worden voorgeschreven.
Hierbij worden de aanbevelingen van de WereldGezondheidsOrganisatie WGO van 1982 gevolgd.
Alternatieve behandelingen
Sommige patiënten voelen zich beter door alternatieve therapie te volgen: homeopathie, fototherapie of plantgeneeskunde, anti-oxidantia, voedingssupplementen, dieet, acupunctuur, …
Voor deze behandelingen bestaat tot heden geen wetenschappelijk bewijs.
Ze moeten gezien worden als “adjuvante” behandeling: bijkomend, helpend; niet als vervanging van de hoger besproken therapie.
Gebruik deze behandelingen altijd in overleg met je behandelende arts, zodat die daarvan op de hoogte is.
Informeer je uitvoerig vooraleer je start.
In de volksmond wordt gezegd “baat het niet, dan schaadt het niet” en “het zijn natuurlijke behandelingen”, maar élke behandeling heeft naast een werking (wat, vanaf wanneer, …) ook nevenwerkingen (wat, wanneer, hoe op te vangen, …).
Het is niet omdat bij vele producten geen bijsluiter zit, dat ze volledig onschadelijk zijn.
Vraag ook naar het kostenplaatje, en of er terugbetaling is bij je ziekenfonds.
Auteur: Dr. B. Liekens, 09-03-2015 (laatste aanpassing 16-01-2016)